Danielle van Wieringen

Modern werken stimuleren? Zó gaat het in andere landen 

Carsten Lund Thomsen Nieuws Leave a Comment

Auteur: Danielle van Wieringen

Nederland heeft moeite met het vormgeven van een sociaal vangnet voor modern werkenden. De Werkvereniging heeft de oplossing in de vorm van het Burger Servicemodel, gebaseerd op het BSN. De term ‘modern werkende’ zien we daarbij als: iemand die niet permanent in dienst is bij één werkgever. De Werkvereniging maakte een rondgang langs buitenlandse deskundigen in drie landen. Hoe is het daar geregeld voor deze groep?

Finland

Paul Jonker-Hoffrén-Jonker
Senior research fellow Universiteit van Tampere

Hoeveel ‘modern werkenden’ zijn er in Finland?
In 2018 ging het om ruim 200.000 mensen, oftewel ongeveer 8% van de beroepsbevolking.
Hiernaast zijn er light entrepreneurs; ongeveer 44.000 in 2020. Dat zijn mensen die werken als ondernemer maar zonder KvK-nummer of btw-nummer. Zij sturen hun rekening naar de klant via een bedrijf dat dit verzorgt. 

Hoe ontwikkelt dit aantal zich?
Dat variëert per regio. Er is een lichte stijging sinds 2013, het laatste officiële meetpunt.
De oorzaken hiervoor zijn de werkloosheid door de coronapandemie, interesse in ondernemerschap en de mogelijkheid daartoe. Vaak is er ook ontevredenheid over het werken in loondienst. 

Wordt het aangemoedigd?
Ondernemerschap wordt in Finland op scholen onderwezen. Het is een soort verplicht vak. Het betekent: oefenen met het ontwikkelen van een bedrijfsidee. Er zijn veel jongeren die interesse hebben in ondernemerschap. In principe wordt ondernemerschap toegejuicht.

In Finland is het makkelijk om een bedrijf te starten. Ook belastingzaken zijn simpel te regelen. Er zijn verschillende vormen van starterssubsidies en kortingen op pensioenverzekeringen voor beginnende ondernemers. Belastingaftrek voor verschillende kosten bij het opstarten van een onderneming. Aan de andere kant is het combineren van werknemerschap en ondernemerschap vaak lastig door de regels ten aanzien van de  werkloosheidsuitkering: het ondernemerschap is vaak een barrière voor het krijgen van een uitkering bij combinatiewerk. 

Hoe is de sociale zekerheid geregeld? 

Werkloosheid is gebaseerd op het door de ondernemer zelf aangemelde inkomen. Als een ondernemer een jaarinkomen opgeeft van ongeveer 13.000 euro, dan is aan de zogenoemde ‘arbeidsvoorwaarde’ voldaan en heeft de ondernemer recht op inkomensafhankelijke werkloosheidsvergoeding, als hij of zij lid is van het werkloosheidsfonds voor ondernemers. Zo niet, dan gaat dit via de normale sociale zekerheid met als voorwaarde dat de onderneming afgewikkeld is. Of te wel: eerst het eigen kapitaal ‘opeten’.  

En het pensioen?
De overheid stelt een minimuminkomen verplicht voor een pensioenverzekering. Veel ondernemers verzekeren zich, zeker in het begin, voor dit minimumbedrag. Dat is gebaseerd op een eigen schatting, maar het minimum is 8000 euro. Keuze voor dit minimum heeft ook gevolgen voor uitkering bij ziekte, werkloosheidsuitkering enzovoort. Dit is eigen keuze van de ondernemer, maar vaak hebben zij geen mogelijkheid een duurdere verzekering aan te gaan. Volgens onderzoek heeft een groot deel van de ondernemers in Finland zich onderverzekerd. Ruim 50% van de ondernemers vindt dat ze voldoende verzekerd zijn voor het pensioeninkomen. Volgens onderzoek verzekeren vooral zzp’ers zich te weinig, wat te maken heeft met de kosten van zo’n verzekering: ongeveer 25% van aangemelde inkomen. 

Wat vindt u van het BSM-model?
Het doel om de kloof tussen ondernemers en werknemers voor de sociale zekerheid kleiner te maken is wenselijk. Tijdens de eerste fase van de coronacrisis was het voor (kleine) ondernemers bijvoorbeeld ook mogelijk om een uitkering te krijgen zonder het bedrijf te ontmantelen. Ik denk dat dit een oplossing kan voor de financiering van de sociale zekerheid en in die zin moet het zeker serieus overwogen worden. Ik kan niet overzien of het verder voordelen heeft ten opzichte van de organisatie van werk, dat wil zeggen, of bepaalde vormen van modern werken populairder zouden worden.

België

Martin Willems
Nationaal verantwoordelijke ACV United Freelancers

Hoeveel ‘modern werkenden’ zijn er in België?
Afhankelijk van de definitie: circa 1.182.747 in 2020. Voor ACV-United Freelancers is een freelancer ‘iedereen die werkt buiten de band van een arbeidsovereenkomst, zonder zelf werkgever te zijn’.
Dat is ongeveer 17% van het totaal aantal werkenden.

Hoe ontwikkelt dit aantal zich?
Wat ook de definitie is, is het aantal freelancers sterk aan het toenemen. In 2015 was het aantal 1.058.522. Ook het aantal deeltijd-freelancers is enorm aan het toenemen. Dat is niet zeer zichtbaar uit de evolutie van het totale aantal zelfstandigen. Dat komt echter omdat er al decennia een dubbele en tegenstrijdige evolutie gaande is. Enerzijds een vermindering van het aantal ‘traditionele’ zelfstandigen. Denk aan landbouwers, helpende echtgenoten, kleinhandelaars met eigen winkel zoals bakker, slager, boekhandel enzovoort. Anderzijds een sterke verhoging van het aantal zelfstandigen in een B2B-arbeidsrelatie, dus freelancers. Er zijn ook sectoren waar een duidelijke vervanging is van werknemers door freelancers, zoals in de bouw.

Wordt het aangemoedigd?
In praktijk moedigt de overheid freelancen duidelijk aan. Dat blijkt uit de invoering van het ‘werkregime deeleconomie’ in 2016. Er zijn steeds betere rechten in de sociale zekerheid van de zelfstandigen. Zoals een sterke verbetering van de pensioenberekening vorig jaar, maar zonder verhoging van de bijdrage. Dat is duidelijk een manier om het werken als freelancer meer interessant te maken dan het werken in dienstverband.

Hoe is de sociale zekerheid geregeld?
In België zijn er twee systemen voor sociale zekerheid. Namelijk de sociale zekerheid van werknemers (RSZ) en de sociale zekerheid voor zelfstandige (RSVZ). Voor arbeidsongeschiktheid wordt de zelfstandige vergoed vanaf de eerste dag van ongeschiktheid, maar alleen als het langer duurt dan zeven dagen. De vergoeding is een vast bedrag. Voor werknemers is het een percentage van hun gewone inkomen. Voor werkloosheid is dit anders. Sinds COVID hebben zelfstandigen recht op een overbruggingsrecht wanneer zij tijdelijk niet kunnen werken.

Als het gaat om bijdragen, betalen zelfstandigen een percentage. Namelijk 20,5% bij een inkomen tot € 63000, dan 14,16% tot € 90000 jaarlijks. Daarna nul procent. Het is dus een zogenoemd degressief percentage van hun inkomen als sociale bijdrage. Dat is flink goedkoper ten opzichte van werknemers. Zij betalen een vast percentage van hun inkomen van 38%.

Een probleem is dat een deel van freelancers maar gedeeltelijk of helemaal niet gedekt zijn. Het gaat dan om werkenden in het zogenoemde ‘regime deeleconomie’; deels zelfstandig, deels in loondienst. Zij zijn niet aangesloten bij de sociale zekerheid van werknemers, maar ook niet bij die van zelfstandigen. Ook deze deeltijd-zelfstandigen betalen sociale bijdragen, maar hebben geen recht op de sociale zekerheid van zelfstandigen. Dat is een serieus probleem voor iemand die de helft van de tijd als werknemer en de andere helft als zelfstandige werkt. Hij of zij krijgt maar 50% sociale rechten van de RSZ, en niks van de RSVZ.

En het pensioen?
De laatste twintig jaar is de sociale zekerheid van zelfstandigen meer en meer gelijk geworden aan de rechten in de sociale zekerheid van  werknemers. Voor kinderbijslag, gezondheidszorg is alles gelijk. Sinds juli 2021 is ook het pensioen van de zelfstandigen gelijk berekend aan het pensioen van werknemers. Gelijk inkomen betekent: gelijk pensioen, ongeacht de arbeidsrelatie.

Wat vindt u van het BSM-model?
Ik ken dit model niet goed. Ik kan dus niet het direct goedkeuren, maar wij staan ook voor een model waar je rechten als werker gelijk zijn, ongeacht je arbeidsrelatie. Wij zijn voor een toenadering van de sociale zekerheidssystemen, en zelfs fusie in éénzelfde systeem. Maar dat zou ook betekenen dat de sociale bijdragen van het inkomen van een freelancer gelijk moeten zijn aan de sociale bijdragen van het inkomen van een werknemer. Sociaal overleg moet ook georganiseerd worden voor de freelancers, zodat collectieve akkoorden die alle werkenden dekken (ongeacht hun arbeidsrelatie) mogelijk en gewoon moeten zijn. Deel van het arbeidsrecht moet ook van toepassing zijn voor freelancers. Bijvoorbeeld bescherming van loon en bonussen, preventie veiligheid en welzijn op het werk, minimumloon, enzovoort.


Letland

Inguna Leibus
Doctor of Economics, professor, director of the Institute of Finance and Accounting
Latvia University of Life Sciences and Technologies

Hoeveel ‘modern werkenden’ zijn er in Letland?
Volgens de statistieken is het aantal zelfstandigen in 2021 op 111.600. Dat is 12,7% van alle werkenden. (Er zijn 877.100 werkenden).

Hoe ontwikkelt dit aantal zich?
Er is geen duidelijke tendens of ontwikkeling waar te nemen.

Wordt het aangemoedigd? 
In Letland wordt zelfstandig ondernemerschap ondersteund, maar net als in andere landen is er sprake van zogenaamde schijnzelfstandigheid. Daarom is er de wet  ‘Inkomstenbelasting’. Die stelt de criteria vast voor een arbeidsverhouding. Verder wordt in Letland de term zelfstandige uitgelegd in de wet ‘Over de gereglementeerde beroepen en de erkenning van beroepskwalificaties’. Deze wet definieert een zelfstandige als een persoon die zelfstandig inkomen verdient zonder een contractuele arbeidsverhouding met een werkgever aan te gaan en zonder een functie te bekleden die recht geeft op een vergoeding.

Hoe is de sociale zekerheid geregeld?
De hoogte van sociale premies die zelfstandigen betalen, hangt af van hun inkomen. Als het inkomen lager is dan het minimumloon, moet 10% van het werkelijke inkomen worden betaald voor een pensioenverzekering. Anderzijds, als het inkomen hoger is dan het minimumloon, betaalt de zelfstandige een sociale bijdrage van 31,07% uit een vrij gekozen premieobject.

De normen voor de socialezekerheidsbijdragen van zelfstandigen zijn de afgelopen jaren verschillende keren gewijzigd. Er worden echter ook een aantal uitzonderingen gehandhaafd ten opzichte van werknemers. Zo wordt er rekening mee gehouden dat niet alle zzp’ers voldoende inkomen hebben om de minimumpremie te betalen. Dat is vanaf 500 euro in 2022, en vanaf 620 euro per maand in 2023. Dat is gedaan om de sociale bescherming van zelfstandigen in Letland te verhogen. 

En het pensioen?
Werknemers zijn verzekerd volgens alle zeven soorten sociale verzekeringen van de staat; van AOW tot werkloosheid, van arbeidsongeschiktheid tot ouderschapsverlof. De zelfstandigen zijn verzekerd en betalen bijdragen aan vijf van die verzekeringen. Zij betalen bijvoorbeeld niet mee aan de ouderschapsverzekering. Er zijn geen aparte collectieve organisaties voor zelfstandigen in Letland.
Het grootste probleem is met name de AOW-verzekering voor zelfstandigen. De hoogte van het pensioen is heel anders omdat het niet alleen afhangt van de anciënniteit, maar ook van de gestorte premies. De slechtste situatie is juist voor die ingezetenen die na het herstel van de onafhankelijkheid van Letland (in 1991) als zelfstandigen werkten. Lange tijd hebben zij helemaal geen of relatief kleine bijdragen gedaan. Bijvoorbeeld slechts één of twee maanden van het jaar. Dus in de maanden dat ze winst maakten. Weinigen maakten van de gelegenheid gebruik om vrijwillig een bijdrage te leveren, de rest kon het zich niet veroorloven of vond het onnodig.

Wat vindt u van het BSM-model?
Als ik het goed begrijp, bestaat er een soortgelijk model in Letland. Elke natuurlijke persoon is geregistreerd bij het ‘Rijksbureau voor sociale verzekeringen’, dat een overzicht geeft van de bijdragen aan sociale zekerheid die voor de persoon zijn betaald. Zowel voor werknemer als voor zelfstandigen. Alleen de soorten verzekeringen verschillen. Mijn mening is dat het model in Letland succesvol is, maar moet worden verbeterd met betrekking tot zelfstandigen. 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *